The Aquantis Delta

Gepubliceerd op 29 augustus 2023 om 17:46

Gloomfield

De zon was al laag aan de hemel toen Yelkor, Perrin en May het dorp Gloomfield bereikten. De lucht was zwaar en nevelig, en de zon stuurde slechts bleke stralen door de dikke sluier. Een melancholische melodie klonk in de verte, als een echo van verloren hoop en verborgen geheimen.

Toen de mist zich langzaam oploste, kwamen de contouren van het dorp zichtbaar. Gloomfield was een klein dorp aan de oever van een groot meer. De gebouwen waren gehuld in een waas van somberheid, alsof ze het gewicht van de eeuwen met zich meedragen.

De bewoners van het dorp liepen langzaam en met neergeslagen ogen. Hun schouders leken te buigen onder een onzichtbare last, terwijl ze fluisterden over raadselachtige verdwijningen en dreigende gebeurtenissen. De huizen waren vochtig en vervallen, en de dakpannen waren bedekt met mos.

Op de hoek van een straat stond "De Verzonken Rust," de plaatselijke herberg. De gevel was aangetast door de elementen, en de ruiten waren beslagen door vochtige mist.

"Dit is een sombere plek," zei Yelkor.

"Dat is het zeker," zei May. "Ik heb nog nooit zo'n trieste sfeer gevoeld."

"Ik hoop dat we hier snel wat antwoorden vinden," zei Perrin. "Ik kan niet wachten om hier weg te zijn."

De drie avonturiers negeerden de depressieve bewoners van het dorp en gingen, op aandringen van Yelkor, naar de herberg.

 


Hoofdstuk 2: De Verzonken Rust


De deur van de herberg kraakt zachtjes als Yelkor, May en Perrin deze openen. De muffe geur van vochtige houten vloeren en oude meubels omringt ze direct. Ze bevinden zich in "De Verzonken Rust," een kleine herberg aan de rand van Gloomfield. De herberg is gehuld in een sfeer van somberheid. De muren zijn donker en bevuil, en de houten meubels zijn versleten. De vloer is bedekt met een laag modder, en de lucht is zwaar vochtig en bedrukkend.
 

Aan de ene kant van de herberg staan enkele eenzame figuren verspreid over de verschillende tafels. Ze praten zachtjes en kijken om zich heen met angstige ogen. Aan de andere kant van de herberg staat een muzikant in de hoek, die een droevig deuntje speelt op een verweerde viool. "Dit is een sombere plek," zegt Yelkor. "Ik kan me voorstellen waarom mensen hier verdwijnen." "Ja," zegt May. "Wat een ongezellige Inn"
Perrin loopt naar de bar en bestelt een drankje in ruil voor een optreden. "Ik weet het niet," zegt hij. "Elk publiek is een uitdaging"


De herbergier, Elara, komt naar hen toe. Ze is een vrouw van middelbare leeftijd met bruine haren. Ze heeft een vriendelijk gezicht, maar haar ogen zijn vertroebeld door zorgen. "Welkom in de Verzonken Rust," zegt ze. "Wat kan ik voor jullie doen?" Yelkor vertelt Elara over hun missie. Ze zijn op zoek naar de verdwenen mensen van Gloomfield.
"Ik weet wat je zoekt," zegt Elara. "De verdwijningen zijn begonnen nadat een vreemd soort wezen in de omgeving werd opgemerkt." Zachter zegt ze" Het wezen had een bruine huid en lange vingers."
"Een wezen?" vraagt May. "sinds wanneer is die hier?"
"Ik kan het me niet zo goed herinneren, er waren altijd al verhalen over een wezen in de delta", zegt Elara. "Maar de laatste maanden is de mist dikker en lijkt het wezen dichterbij te komen dan ooit tevoren." De drie laten deze informatie op zich inwerken.

 

Dan besluit Perrin dat hij de muziek in de inn niet meer aan kan horen, hij pakt zijn luit erbij en speelt een gemoedelijk en vrolijker melodietje dan de huidige bard. Het duurt niet lang of Perrin loopt over de tafels en trekt de aandacht van de meeste mensen in de inn, behalve een. Een grote half-orc met een litteken op zijn gezicht blijft stoïcijns naar buiten staren. May ziet dit en gaat erop af. Perrin ziet dit en vraag in Mays hoofd ”Ga je doen wat ik denk dat je gaat doen" waarop May antwoordt “Dat ga ik inderdaad”. Perrin begint nu zelfs te zingen bij zijn optreden en schopt een glas van de tafel om de aandacht nog meer af te lijden van May, die steeds dichterbij de half-orc komt die ze wil bestelen. Dan ziet ze hoe armoedig de half-orc eruitziet en besluit dat het niet de moeite waard is. “Hallo” begint ze, maar de half-orc reageert niet. "Waar kijk je naar?” zegt ze terwijl ze dichter bij de half-orc gaat staan. “Hmpf, vrouw, mist” is het enige antwoordt dat ze krijgt. Ze veegt met haar hand over het beslagen raam om een beter beeld te krijgen. De half-orc lijkt te kijken naar een brug aan de rand van Gloomfield die de delta inleid.


Ondertussen is Yelkor de muur met mappen aan het bekijken, hij blijft staan bij de meest recente en bestudeert deze. Het valt yelkor op dat er een symbool van de wizards op het huisje in de Delta staat. De andere punten die op de kaart aangegeven staan zeggen hem niets. Het punt bovenaan de kaart trekt zijn aandacht en hij besluit Elara om opheldering te vragen. Terwijl hij aan de bar een drankje besteld vraagt hij Elara: “Weet jij wat er in de bovenste cirkel van de gekleurde kaart is getekend?” Elara geeft Yelkor zijn drinken en begint dan te vertellen: "Mijn grootvader, een reiziger en verhalenverteller, kwam ooit aan deze plek. Hij zag in de delta meer dan slechts nevel en mist. Hij reisde door het moeras en onderzocht een verloren tempel," zegt ze. "Deze tempel, zo gaat het verhaal, is een plek van kracht en magie, een bron van hoop en vrees. Mijn grootvader geloofde dat het antwoord op onze vragen daar verborgen lag. Echter kon hij niet meer dan de buitenkant bestuderen aangezien er nog beschermde spreuken werkzaam waren."

 

Nu Yelkor en de anderen mensen zijn afgeleid, loopt May ongezien naar de kaart. Ze kijkt om zich heen en net als de melodie die Perrin speelt aanzwelt, steelt ze de kaart en stopt hem in haar achterzak. “Ik heb de kaart in mijn linker achterzak gestopt” vertelt ze Perrin via hun mentale link “Dat is oddly specific” antwoordt hij terwijl hij zijn laatste nummer inzet. May sluit zich aan bij Yelkor aan de bar en nadat Perrin met zijn pet rondgegaan is en enkel modderige steentjes en schelpjes heeft gekregen besluiten ze op pad te gaan naar de Tempel, diep in de Delta.
Yelkor en May zijn de deur uit en Perrin draait zich nog eenmaal om naar zijn publiek. “Dames en Heren, het was me een genoegen om voor u te spelen” en kondigt zich dan af met de woorden “Perrin de legendarische bard” Buigend en achteruitlopend verlaat hij de Inn.


Hoofdstuk 3 : De delta bij Nacht

 

De dikke mist hangt als een sluier over de Aquantis Delta. Het belemmert het zicht en dempt de geluiden. De grond voelt zompig aan onder de voeten van de avonturiers, die het zachte geplons van water horen telkens wanneer ze een modderige poel passeren. Naarmate ze dieper in de delta trekken, wordt het duidelijk dat de betovering van de omgeving verder reikt dan alleen de mistige nevels.

 

In de nachtelijke duisternis worden de lichtjes van de dwaallichtjes in de mist nog intenser, zowel boven als in het water. Ze dansen als glinsterende sterren, hun weerspiegelingen op het kalme wateroppervlak creëren een schitterend spektakel dat de omgeving in een magische gloed hult. De dwaallichtjes lijken Perrin en de anderen uit te nodigen om dichterbij te komen. Ze trekken hen als een magneet naar zich toe, ondanks de onheilspellende sfeer die de delta omhult.

Yelkor en May zijn onweerstaanbaar aangetrokken tot de lichtjes. Ze lopen ernaar toe, hun ogen gefixeerd op de betoverende schittering. Perrin is onaangetast. Hij ziet wat er gebeurt en schreeuwt zowel hardop als via de mentale link naar May "Stop, Nee!". Ze wordt wakker en ziet in een fractie van een seconde wat er gebeurt. De ondode slachtoffers onder het wateroppervlak die naar hen rijken en Yelkor die nog steeds verliefd naar de Dwaallichtjes kijk en het water in wil stappen. May springt naar hem toe en zegt vlakbij zijn oor: "Die kaart van de Delta uit de inn, die heb ik gestolen."

De woorden van May doen Yelkor terugkeren naar het heden. Hij kijkt May aan, en dan ziet hij de spookachtige silhouetten van de ondode zielen onder het wateroppervlak. Hij probeert terug te springen, maar de modderige ondergrond en zijn zware armor staan dit niet toe. Hij valt op de grond. May gooit een lasso naar Yelkor, maar deze komt niet in de buurt. Perrin probeert hetzelfde, en ondanks dat hij klein is, gooit hij dichtbij Yelkor. Ze trekken hem samen, met medewerking van Yelkor, weg van de grijpende handen van de ondode zielen.

 

Yelkor is geschokt en verward. Hij kijkt May en Perrin aan "Dank je," zegt hij. "wat zou er gebeurt zijn zonder jullie" mompelt hij meer in zichzelf dan tegen de anderen . May krijgt een speelse blik. "Nou, je zou een beetje nat zijn geworden," zegt ze. Perrin knikt. "En je zou misschien een paar nieuwe vrienden hebben gemaakt," zegt hij terwijl hij zijn schouders ophaalt.  "Laten we een andere kant proberen" stelt Yelkor voor zonder te reageren op de opmerkingen van de anderen.  Dan recht hij zijn rug en zegt tegen May: "Die kaart gaat terug aan de muur zodra we weer bij de Herberg zijn." Hij draait zich om en loopt voorop terwijl ze hun weg vervolgen.  


Hoofdstuk 4: Verdwaalt

Yelkor, May en Perrin lopen door de delta, op zoek naar de verdwenen mensen. Ze zijn voorzichtig, want ze weten dat er gevaar in het verborgen ligt. Het blijkt moeilijker om door het moeras te navigeren dan bedacht. Yelkor houdt de pas erin, May en Perrin volgen hem langs de watertjes en poeltjes. Dan strekt er het troebele moeras een poel zich uit, bedekt met een dikke laag kroos. Het water lijkt bijna zwart in de schaduw van het omringende riet en de overhangende bomen. Uit het niets lijkt een zacht briesje op te stijgen, hoewel de lucht drukkend en stil blijft.

 

Plotseling begint het wateroppervlak te rimpelen, alsof er een zachte aanraking van onderaf komt. Uit het donkere water rijst langzaam een kelpie op, zijn groenige vacht en zeewier manen lijken bijna te gloeien in het weinige licht dat het moeras binnendringt. Zijn ogen zijn diep en doordringend, als poorten naar een andere wereld. 

Yelkor en Perrin krijgen een onheilspellend gevoel, een mix van betovering en dreiging die je zintuigen in de war brengt. Het geplons van het water lijkt op een hypnotiserende cadans, en voor een moment voelen ze zich verloren in de glinsterende ogen van de kelpie, alsof hij hun gedachten kan lezen en al hun angsten en verlangens kent. Het is moeilijk om de vinger op te leggen, maar er is iets grimmigs en sinisters aan de Kelpie, iets dat ze instinctief waarschuwt om op hun hoede te zijn, zelfs terwijl ze betoverd worden door zijn hypnotiserende aanwezigheid.  Dit zorgt ervoor dat ze de kelpie kunnen weerstaan.

 

May ziet alleen maar een prachtig groen paard, het is een wonder! Hij kijkt naar haar alsof hij zegt rij op me. Ze loopt ernaartoe, doet een stap in het water en raakt de kelpie aan. Op dat moment staat ze daar als een standbeeld, in de ban van de kelpie terwijl er zwarte ooze over haar hand begint te lopen.

Yelkor en Perrin roepen haar naam, maar ze reageert niet. Ze weten dat ze snel moeten handelen voordat het te laat is.

Yelkor heft zijn bijl en valt de kelpie aan. Perrin schiet pijlen af vanaf de kant. De kelpie probeert Yelkor te vertrappelen, maar hij weet te ontwijken.

 

May begint langzaam bij te komen. Ze ziet de strijd tussen Yelkor en Perrin en weet dat ze hen moet helpen.

Ze trekt haar rapier en haar dolk en rent naar de kelpie. Ze slaat het beest met haar rapier en verwondt hem. Dan gebruikt ze haar dolk om het oog van de kelpie eruit te snijden.

De kelpie slaakt een kreet van pijn en trekt zich terug in de diepte van zijn poel. May gooit het oog naar Yelkor "Hier, misschien kan je er wat mee" zegt ze grappend.  


Hoofdstuk 5: De schaduwen

Yelkor, May en Perrin zetten hun tocht voort door de Aquantis Delta, op zoek naar het huisje van een tovenaar of een tempel. Ondanks de strijd van net en het lopen over zompige paden waren ze nog niet vermoeid, maar langzaam bekroop hen een gevoel van verlorenheid. Zouden ze ooit vinden waarnaar ze zochten?

De dichte bomen en zachte grond verruilde zich voor een moerassig gebied met uitgestrekte waterplassen en enkele diepe poelen. Terwijl ze over het wateroppervlak tuurden, zagen ze schaduwen die eronder bewogen. 

"Wat zou dat kunnen zijn?" vroeg May. "Ik heb geen idee," antwoordde Yelkor, zijn hand al rustend op de greep van zijn bijl.  Met Yelkor voorop zette de avonturiers zich schrap voor mogelijke dreiging. Terwijl ze dichterbij kwamen, werden de schaduwen duidelijker en groter. Ze ontwaarden kleine, groenachtige wezens met lange, dunne tentakels.

Plotseling dook een van de monstertjes op, aangetrokken door Yelkors  glimmende aanwezigheid vooraan. De strijd ontbrandde zonder waarschuwing. Met bijl, rapier en pijl boden May en Perrin heftige weerstand, terwijl Yelkor probeerde de wezens op afstand te houden. Yelkor hief zijn bijl, en raakte zijn doel die in de bijl bleef hangen. Het Monstertje greep naar de bijl met zijn tentakels, een greep die steeds strakker werd. Yelkor schudden zijn wapen, in een oogwenk besefte Perrin wat er gebeurde en loodste een pijl richting het monstertje dat  Yelkors bijl belaagde. De pijl trof het wezen recht in het oog, en met een krijsende schreeuw liet het zijn greep varen. en viel op de grond. Pas nadat de laatste was geveld, keken ze geschokt naar de levenloze lichamen aan hun voeten. Yelkor staarde naar zijn handen, zijn bijl nog stevig vastgeklemd. "Wat waren dat voor wezens?" vroeg hij. "Grindylows," zei Perrin, zijn ademhaling nog steeds onregelmatig. "Waterdemonen. Ik heb erover gelezen, maar dit was de eerste keer dat ik ze in het echt zag."

May knielde bij een van de grindylow-lijken en bekeek het van dichtbij. "Ze zijn angstaanjagend, met die tentakels en klauwen. En zo klein..."

Perrin besloot op onderzoek uit te gaan. Hij voelde een drang om de oorzaak te achterhalen en begon de nabijgelegen poelen te onderzoeken. Perrin ontdekte dat de grindylows agressiever waren geworden door iets wat zich in de poelen bevond. Voorzichtig naderde hij een van de poelen en zag een verzameling nesten, gevuld met eieren van grindylows. Het besef drong tot hem door: dit waren de broedplaatsen. Perrin vulde een pot met water uit de poel en verzamelde enkele eitjes van grindylows.  Samen met de pot vol water en de eitjes keerde Perrin terug naar May en Yelkor. "Ik denk dat ik heb ontdekt waarom ze zo agressief waren," zei hij, zijn stem gedempt door opwinding en bezorgdheid. "In de poelen vond ik nesten vol met grindylow-eieren. Dit zou ons kunnen helpen begrijpen waarom ze zich zo verdedigden."

Yelkor, May en Perrin stonden vermoeid maar vastberaden in het moerassige terrein. De inspanningen van de strijd hadden hun tol geëist, maar hun doel was nog steeds helder voor ogen. Perrins onverwachte keuze om grindylow-eieren mee te nemen werd door de anderen nauwelijks opgemerkt; ze waren gewend aan zijn eigenaardigheden.

De schemering begon te vallen terwijl ze hun omgeving onderzochten op aanwijzingen. May's doordringende blik viel op iets in de verte, een glinstering diep in de duisternis.  "Kijk daar," brak May de stilte abrupt. Haar vinger wees naar de flikkerende lampjes in de verte en ze zei "Lampjes, een huis."

 


Hoofdstuk 6: Een IJzige ontmoeting

 

Terwijl ze richting de lampjes in de verte liepen merkten ze dat de mist langzaam begon te verdikken en samen te trekken. De lucht werd drukker en zwaarder, en er hing een onheilspellende sfeer in de lucht.

De avonturiers keken elkaar aan, hun gezichten bezorgd. Ze wisten dat er iets niet klopte.

Plotseling verscheen er een schim voor hen, gehuld in de mist. De duistere gestalte was vervormd door de dampen, en het was onmogelijk om zijn ware vorm te onderscheiden. Perrin, May en Yelkor voelden een ijzige kou door hun lichamen trekken, en ze werden overweldigd door een gevoel van angst. De schim keek hen aan met zijn gloeiende ogen, en ze voelden zich alsof ze recht in de ziel werden aangekeken. Hij lachte een ijzingwekkende lach, en de echo ervan weerklonk door de delta. Dan, net zo snel als hij verschenen was, verdween de schim weer in de mist...


Hoofdstuk 7: Het Huisje in het Moeras

De avonturiers volgden hun pad en kwamen al snel aan bij een klein huisje dat verborgen was in het bos. Het huisje was gemaakt van hout en had een dak van riet, al was dat niet goed te zien door de maten van groen dat over het dak groeide. Het rook naar kruiden en hout en er klonk het geknisper van een haardvuur. De deur van het huisje stond open, May sloop naar een raam toe.  Ze keek  kort door het raam waarna ze haar hoofd terug trok. Ze gebruikte de mentale band met Perrin om hem te vertellen wat ze had gezien.

"Er zit een man binnen," zei ze. "Hij lijkt een tovenaar te zijn. Hij schrijft aan een schrijftafel, en er is een haardvuur. Verder is er niet veel aan de hand." Perrin knikte. "Laten we naar binnen gaan," zei hij. tegen Yelkor

De twee mannen liepen naar de deur en stapten binnen. De man aan de schrijftafel draaide zich om en keek hen aan.

"Welkom," zei hij. "Ik had al een vermoeden dat jullie zouden komen."

Yelkor en Perrin waren verbaasd. "Hoe wist u dat?" vroeg Perrin.

"Ik ben Alaric," zei de man. "Ik ben een tovenaar, en ik heb jullie hulp nodig."

"Onze hulp?" vroeg Yelkor. "Ik heb jullie nodig om de waarheid te ontdekken en de verdwijningen in de Aquanis Delta te stoppen." Toen geen van beide sprak vervolgde Alaric zijn verhaal "De verdwijningen zijn een teken van duisternis," zei Alaric. "Er is iets kwaadaardigs aan de hand in de delta. De oorzaak ligt in de tempel diep in de delta," zei Alaric. "De tempel is bevuild door een boggart, een wezen van illusie en manipulatie."

"Een boggart?" vroeg Perrin. "Wat is dat?"

"Een boggart is een wezen dat gedijt op angst en onzekerheid," zei Alaric. "Hij is een meester in illusies en hij kan zijn slachtoffers verleiden om hun eigen angsten te overwinnen. De enige manier om de boggart te verslaan is door je eigen angsten te overwinnen," zei Alaric. "Jullie moeten de tempel binnengaan en de waarheid onthullen." Perrin en Yelkor knikte. Voor we vertrekken," zei Perrin, "zouden we graag even willen rusten. We zijn de hele nacht onderweg geweest."

"Natuurlijk," zei Alaric. "Zijn jullie vriendin mag ook binnenkomen, het is hier een stuk aangenamer bij het vuur dan buiten." May hoorde dit en kwam te voorschijn zonder enige schaamte. Alaric gaf de avonturiers thee en koekjes. Ze zaten bij het haardvuur en rustten uit. Toen ze weer op de been waren, bedankten ze Alaric voor zijn gastvrijheid.

"Voordat we gaan," zei Yelkor, "zouden we graag weten of u ons de weg naar de tempel kunt wijzen."

"Natuurlijk," zei Alaric. "Ik zal een van de hertjes uit het woud meesturen om jullie de weg te wijzen."

Alaric riep een hert bij zich. Het hert keek hem aan en knikte.

 


Hoofdstuk 8 : De Tempel

De tempel is een groot en mysterieus gebouw, omringd door stilstaand water en dichte mist. De ingang wordt geflankeerd door gebeeldhouwde zuilen die half overwoekerd waren door wijnstokken en slingerplanten. Verweerde reliëfs sierden de muren, maar de details zijn vervaagd en moeilijk te ontcijferen.  Ze benaderen de tempel en merken op dat de beschermingsspells die de tempel hadden moeten beschermen niet langer intact zijn. De enige weg die ergens heen leek te gaan, is de put in het midden van de ruïne. May daalde als eerste af de put in. Ze komt in een grote ondergrondse gang terecht. De muren zijn vochtig en de lucht is koel.  "Het is veilig" fluisterde ze naar boven.

 

Eenmaal afgedaald keken de anderen ook rond. Achter hen is een brede trap die naar boven leidde te zien, echter was de gang boven deze trap ingestort. De enige weg verder leek naar beneden te zijn. Ze lopen verder door de gang en komen aan het einde bij een splitsing. "Welke kant ?" vraagt May. 

"Ik weet het niet" zei Yelkor. ONdertussen luistert May aan de linker deur "Laten we eerst linksaf gaan. Ik hoor hier iets vreemds." May maakt de deur open met haar thieving tools. De kamer is bedekt met mist, die door het plafond naar buiten de delta in ontsnapt. May stapt de kamer in en loopt naar het verhoogde plateau waar boven een water basin een prachtig paars kristal pulseerde. May voelt, bij het naderen, de warmte van het waterbassin midden in de kamer. Ze steekt haar hand erin en voelt hoe het water haar hand verwarmd.

 

Vervolgens keek ze naar het paarse kristal dat in een zwarte harssubstantie pilaar boven het bassin wordt gehouden. Het kristal pulseert en May voelde zich er door aangetrokken.

Ze probeerde het aan te raken, maar haar hand wordt koud en ze trok haar hand terug.

"Het is koud," zegt ze. Ze rommelt in haar tas, pakt een extra shirt en wikkelt het om de steen. Ze probeert het nu uit de pilaar te trekken maar ze is alleen niet sterk genoeg. "Help me" zei ze tegen Yelkor.

Yelkor pakt haar middel en begint aan haar te trekken. Samen zijn ze sterk genoeg en ze trokken de steen los.

De mist die zojuist de kamer nog leek te vullen, trekt weg.

"Ik denk dat we de bron van de mist hebben gevonden." zegt May terwijl ze de steen in haar tas stopte. 

Ze steken de gang over naar de anderen deur. De kamer die ze zagen was middelmatig groot, met acht robuuste ijzeren tralies die individuele cellen vormden. Het geluid van druppelend water vult de kamer, samen met de doordringende geur van vocht en verroest metaal. De cellen bevatten rieten matrassen op de grond en enkele strooien dekens die onmiskenbaar lang geleden zijn achtergelaten. Verzwakte kaarsen in wandhouderen verspreiden een zwak licht, dat net genoeg onthult om de angstige gezichten van degenen die gevangenzitten in de cellen te laten zien.

De angst hangt in de lucht als een onzichtbare wolk, voelbaar en verstikkend. Perrin probeert in de hoofden te kijken van de personen die hier opgesloten zitten. Hij ziet hun angsten en hun wanhoop. Ze zitten allemaal vast in hun eigen nachtmerrie. Yelkor wil degene die dit heeft gedaan straffen.

"We moeten ze bevrijden," zegt May.

"Ik ben het met je eens," zegt Yelkor. "Maar hoe?"

Perrin kijkt rond in de kamer. Hij ziet iets dat hem opvalt een schakelaar met meerdere hendels. Wanneer hij probeert een hendel over te halen ziet hij dat ze een stuk missen. Een tandwiel. Ze zoeken in de ruimte, dan zegt Perrin "De Bogart heeft het vast."  Er valt een stilte nu ze beseffen dat ze op dit moment nog niet instaat zijn de gevangenen te redden. "Er is een deur aan de andere kant van de kamer" zegt Perrin. "Laten we verder gaan en hem verslaan"

Ze lopen naar de deur en proberen hem open te krijgen. De deur is op slot, maar May is in staat om hem te openen met haar behendigheid. 


Hoofdstuk 9: De Bogarts Lair

De deur opent. Deze kamer is anders dan de andere kamers. De lucht lijkt nog zwaarder te zijn, doordrongen van een onderdrukkende duisternis. In het midden van de kamer is een diepe put met een raster erop, waaruit duistere rook opstijgt. Perrin besluit dichterbij te gaan kijken. Hij werpt een blik in de put. Op de bodem  zit een donkere gestalte gehuld in schaduwen. De ogen van de gestalte glinsteren rood in het duister, vol dreiging. Hij kijkt Perrin recht aan en stijgt dwars door het Raster naar boven. Hij lacht een arrogante lach en begint een Frightning monoloog.  Hij gaat de avonturiers één voor één af.  Yelkor hoort "Hoe nobel je streven ook is, je zult uiteindelijk beseffen dat je niet iedereen kunt redden. De last van degenen die voorbij je bereik vallen, zal zwaar wegen op je hart en je doen twijfelen aan de grenzen van je kracht."  Yelkor is een paladin, een verdediger van het goede. Hij had geleerd om altijd anderen te helpen, maar hij wist dat hij niet alles kan doen. Hij voelt de angst in zijn hart opkomen. Ondanks deze snijdende woorden weet hij met een Smite de Bogart veel schade te doen. "In de schaduwen mag je dan meesterlijk zijn, maar in het licht zullen je daden je achtervolgen. Verraad en verlatenheid zullen je metgezellen worden, terwijl je een eenzame dans uitvoert met je eigen twijfels."  May probeert deze woorden van zich af te schudden maar haar normaal zo goede boog raakt zijn doel niet. "Oh stralende nachtegaal, je betoverende verschijning zal vervagen, als een verwelkte bloem in de schaduw. Die betovering in je stem zal snel een echo worden, verloren in de leegte van vergetelheid." Perrin heeft enkel geluisterd naar het eerste gedeelte van de zin en voelt zich uitermate goed over zichzelf.  Hij schoot met zijn boog en deze treft zijn doel.  De Bogart, duidelijk geirriteerd, probeer Perrin aan te vallen met zijn klauwen. Perrin ontwijkt behendig en maakt zich klaar voor zijn volgende aanval. Yelkor is nogsteeds aangedaan door de woorden van de Bogart maar dit houdt hem niet tegen om het wezen nog een genadeloze klap te geven. Inmiddels heeft May de uitspraak afgeschut en schiet vanuit een schuilplaats naar hem, ook zij raakt hem genadeloos. De Bogart ziet dat zowel Perrin als May onaangetast lijken door hem en hij begint opnieuw "Zelfs de meest meeslepende melodie kan de vergankelijkheid van roem en schoonheid niet verbergen" zegt hij tegen Perrin, die dit uiteraard weer als een compliment opvat want technisch gezien zegt hij bekend is en beeldschoon. Zijn pijl treft zijn doel met gemak.  "Je mag dan streven naar de titel van 'meesterdief', maar weet dat degenen die je bewondert uiteindelijk je grootste teleurstellingen zullen worden. De weg van bedrog leidt onherroepelijk tot eenzaamheid, want wie kan een dief echt vertrouwen?" purt hij tegen May.  May laat zich dit keer niet uit het veld slaan en schiet ook deze keer meerderen pijlen in de Bogart. De Bogart begint het te verliezen, hij haalt uit naar Yelkor en raakt hem behoorlijk hard. Yelkor schudt zijn hoofd "Ik kan wel tegen een stootje" zegt hij zo dapper als hij kan en dan valt ook hij de Bogart nog een keer aan.  Dan draait de Bogart zich naar Perrin "Arme bard, je klanken zullen doven als een kaars in de wind, en je zal vervagen als een oude herinnering."  Perrin kan niks positiefs uit deze opmerking halen en voelt de angst opkomen terwijl hij schiet. Hij mist.  Perrin, Yelkor en May verdedigen zich moedig, maar de Bogart is een krachtige tegenstander. Hij gebruikt zijn psychische aanvallen om de avonturiers te verwarren en te verzwakken. De Bogart roept naar May die verstopt zit "Je mag dan streven naar roem, maar onthoud dat een weg geplaveid met bedrog en diefstal je slechts eenzaamheid brengt. De glinsterende schatten zullen je koude troost bieden wanneer de wereld zich van je afwendt."  Deze opmerking treft een gevoelige snaar maar May weet dat ze een gouden kans heeft. Ze is achter de bogart gesneakt en ze ziet dat hij er lang niet zo gezond en zelfverzekerd uitziet als toen het gevecht begon. Ze maakt zich klaar om een sprong te maken, dan zet ze zich af op een afgebrokkeld muurtje en valt de Bogart van achteren aan met haar Rapier en Dolk. Deze snijden door de Bogart alsof hij van simpele stof gemaakt is. Hij gilt terwijl May hem aan flarden scheurt waarna hij terug door het raster de put in zakt, zijn ogen  zijn gedoofd, de zwarte rook weg het enige wat overblijft van hem is een hoopje stof op de bodem van een put.

 

Wat er echter op het raster is blijven steken is het tandwiel dat ze zochten om de gevangenen te bevrijden. Voorzichtig raapt May hem op. Zonder iets te zeggen loopt ze terug naar de gevangen die nu ontdaan zijn van hun nachtmerries.

Een voor een bevrijden ze de gevangenen. Ze helpen hen uit hun cellen en geven ze voedsel en water. De gevangenen zijn dankbaar voor de hulp van de avonturiers. Ze vertellen hen dat ze door de Bogart zijn ontvoerd en dat ze hier al maanden gevangen zitten. Ze zijn moe, verward en willen naar huis.  In het vroege ochtendgloren keren ze samen terug naar Gloomfield.

 


De avonturiers worden met vreugde begroet door de dorpelingen en de vermiste personen omhelst en verzorgd. Voor nu hebben deze helden rust verdient en nemen ze deze in "De Verzonken Rust" tot een nieuw avontuur hun roept. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.